zaterdag 26 september 2015


Hans en Frans

Begin herfst in Amsterdam. Op een onverwachte zonnebrillenmiddag fiets ik over de Ceintuurbaan. Een dezer dagen word ik voor het radioprogramma De Avonden geïnterviewd over mijn nieuwste boek Ik voel me zo. Ik ben onderweg om een recensie-exemplaar langs te brengen bij de betreffende redactrice. Zij wil zich voorbereiden op het gesprek. Als ik ter hoogte van het Sarphatipark rijd, meen ik achter mij mijn voornaam te horen roepen. Ik draai mijn hoofd om en zie een zwaaiende man op een caféterras zitten. De afstand is te groot om goed te kunnen zien wie het is. Ik keer om en fiets op hem af. Dan herken ik Hans Teeuwen in hem. Hij is in gezelschap van een jonge vrouw. Zo te zien is het niet Candy. Kennen wij elkaar? vraag ik mij ondertussen af. Ik stop aan de stoeprand.
'Dag Hans,’ zegt Hans Teeuwen, ‘wat zie jij er gesoigneerd uit, man, in die lange jas!’ Ik kijk hem vertwijfeld aan. En hij mij. ‘Je bent toch wel Hans?’ vraagt hij.
'Ik denk dat ik een andere Hans ben,’ antwoord ik, ‘ik ben namelijk Frans.’
'O, ik dacht dat je Hans Dulfer was. Je lijkt op hem, weet je dat?'
'Dat heb ik wel vaker gehoord, ja,' zeg ik. 'Je bent de derde of vierde inmiddels.'
Hans kijkt naar de vrouw naast hem.
'Zie je wel,' zegt hij tegen haar. Dan wendt hij zich weer tot mij.
'En, hoe is het met Frans?'
'Met mij gaat het goed,' zeg ik.
'Ja?' gaat Hans door. 'Lekker bezig?'
'Jazeker. Niks te klagen,' antwoord ik in alle oprechtheid. 'Ik heb net een nieuw boek uit.'
'Wat voor boek? Waar gaat het over?' wil Hans weten.
'Het zijn gesprekken met kinderen over hun humeuren.'
'Heel goed dat daar eens aandacht aan wordt besteed. Die kinderen denken maar dat ze overal mee wegkomen omdat ze klein zijn.'
'Precies,' zeg ik, 'maar ik heb ze tijdens die gesprekken nóg kleiner gekregen.'
'Mooi, hóú ze klein hoor.'
'Zal ik doen. Dag Hans.'
'Dag Frans.'
Maanden later bezoek ik op een zomeravond de Parade. Met goede vriend R zit ik aan een lange houten tafel. We praten over muziek en drinken witte wijn. Na een poosje staan we op omdat het al laat is. Een mij onbekende man aan een tafel naast ons klampt mij aan. ‘Waarom speel jíj hier niet Hans?’ Waar heeft hij het over? denk ik. Er schiet van alles door mijn hoofd. Kent hij mij van mijn televisiewerk? Van mijn boeken? ‘Zou leuk zijn,’ vervolgt hij, ‘jij in zo’n tent. Met je saxofoon.’ Dan valt bij mij ineens het muntje. Ik besluit hem niet teleur te stellen.
‘Misschien volgend jaar,’ zeg ik. ‘Ik kijk nog wel effe.’ En dan loop ik richting uitgang, mijzelf afvragend of ik voor de gelegenheid mijn stem had moeten aanpassen.

(c) Frans Lasès

1 opmerking: