zondag 13 december 2015


Tafelspelen

Een vriendin van ons is actrice. Zij verdient haar geld voornamelijk met het leiden en zelf spelen van rollenspellen tijdens trainingen en studiebijeenkomsten. Daarnaast gaat zij regelmatig met collega’s ‘de vloer op’. Dezer dagen wordt er niet geïmproviseerd. Er staan drie laat Middeleeuwse tafelspelen op het programma. Dit rederijkersgenre werd destijds op privéfeesten rondom de eettafel opgevoerd. Het is een waagstuk om die kluchten - dat zijn het -  anno nu te spelen. Hoe zoiets uitpakt is immers ongewis. Temeer daar er voor is gekozen de korte stukken in de originele Middeleeuwse taal te spelen. Het instuderen van dergelijke teksten is voorwaar geen sinecure. Ghij moetet herden groot en cleene (Je moet door dik en dun volhouden). Omdat het nu eenmaal gemakkelijker leert als je weet waarover je het hebt, is voor de vertalingen de hulp ingeroepen van studenten aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Voor een wetenschappelijk verantwoorde zondagmiddag rijd ik naar de uiterste oosthoek van de Betuwe. Bij de splitsing van Rijn en Waal bevindt zich kasteel Doornenburg dat ik nog ken van de televisieserie Floris. Het is een kasteel zoals je je een kasteel voorstelt. Misschien wel het mooiste van ons land. Bij het betreden van de voorburcht word ik door Middeleeuws uitgedoste boeren en werklieden argwanend bekeken. Ik voel mij een aliën. Via de ophaalbrug bereik ik de hoofdburcht. Daar blijk ik wel degelijk op de gastenlijst te staan. Eenmaal in de ridderzaal vind ik snel mijn zitplaats tussen een publiek van andere aliëns. Ik vertrouw erop dat de brug neergelaten blijft, anders zal ik de rest van mijn leven in de Middeleeuwen moeten vertoeven. Een minnestreel blaast op een houten fluit en leidt de eerste klucht – over heksen en bezemstelen - op dichterlijke wijze in. Hierop verschijnt een onophoudelijk weeklagende vrouw ten tonele, gevolgd door een al even lamenterende buurvrouw. Beiden verdenken een derde vrouw van toverij, maar het bewijs schijnt uiterst mager te zijn. Al roddelend hitsen zij elkaar op. Narigheid en vermeende hekserij alom. Gekijf waar ik met de beste wil van de wereld weinig van begrijp. De tweede klucht, eveneens ingeleid door de minnestreel, handelt over de extreem domme pogingen van een oude boer om in de smaak te vallen bij zijn overspelige vrouw. Een onderbroekenlollige sketch die in de André van Duin show niet zou misstaan. Door het sterk fysieke spel wordt de oude taal nu wel een stuk toegankelijker. Het derde en laatste stuk – eveneens ingeminnestreeld - is regelrechte poppenkast. Een boertige man die thuis niets te vertellen heeft, klaagt tegenover een vriend dat zijn vrouw hem slecht behandelt. De vriend adviseert hem om, wanneer zijn vrouw hem kastijdt, alleen maar Nu noch (Ga door!) te zeggen. Dit ontaardt even later in hilarisch gemep en een knap staaltje overacting. De man weet dapper vol te houden. De vrouw, denkend dat haar echtgenoot gek is geworden, haalt er een priester bij. Die raadt haar de man een lekkere maaltijd te bereiden. Het blijkt te helpen. Eind goed, al goed.
Ter afsluiting drink ik in de voorburcht een glas witte wijn in gezelschap van de andere aliëns. Als ik in mijn ooghoeken een schaal bitterballen neergezet zie worden, ga ik eropaf. Veronderstellende dat de organisatie ons een bal na aanbiedt, neem ik er een van de schaal. Terwijl ik het exemplaar in de mosterd duw, laat een aliënvrouw mij op niet mis te verstane wijze weten hier bepaald niet van gediend te zijn. Hoe kon ik bevroeden dat zij de bitterballen bestéld heeft? Terugleggen is geen optie, opeten lijkt mij de enig juiste. Lopend naar de parkeerplaats voel ik mij evenwel boertig, bruut, ja bijkans barbaars. Maar ic verpoosde dan ooc ene wijle in de Middeleeuwen.
(c) Frans Lasès

Geen opmerkingen:

Een reactie posten