zondag 13 maart 2016


Kind op proef
Als pas getrouwd echtpaar begin je niet zomaar aan kinderen. Die heb je voor de duur van jouw - of hun - leven, dus je bedenkt je wel twee keer. Waarom dus niet eentje op proef genomen? Mijn oudere zus heeft drie kinderen: een zoon van 9 en twee jongere dochters. Kwam dat even mooi uit. Voor een experimenteerweekend vroegen wij het neefje mee naar Schiermonnikoog. Hij blij, wij blij. Ook mijn zus was blij, want zoonlief, een jongen met een duidelijk eigen wil, was thuis – hoe te formuleren - vrij nadrukkelijk aanwezig.
Op het eiland waren wij de trotse huurders van een huisje in de duinen. Direct na aankomst maakten wij een boswandeling en plukten wij bramen. Later die dag mocht ons proefkind een boer helpen met het melken van de koeien. Het had er alle schijn van dat het een geslaagd weekendje-weg zou worden. De volgende middag wilde hij zijn oom wel eens even laten zien wat voor een krachtpatser hij inmiddels was. Hij daagde mij uit voor een robbertje knokken in het gras. Fanatiek als hij was, vocht hij alsof zijn leven ervan afhing. Dan weer viel hij aan als een wilde, dan weer verdedigde hij zich met hand en tand. Het leek hem menens te zijn, hij gaf zich niet zomaar gewonnen. Toen ik hem met enige moeite – eerlijk is eerlijk - tegen de grond had gewerkt en hij tevergeefs probeerde zich los te vechten, wilde ik hem ter wille zijn. Ik zei hem dat het enige dat hij volgens de regels van het spel hoefde te doen, was ‘genade’ zeggen. Maar daar voelde hij niets voor. ‘Nooit!’ was zijn afgemeten en redelijk duidelijke reactie. Ik liet hem weten dat het dan wel een latertje zou kunnen worden. ‘Gewoon even meewerken,’ zei ik. ‘Eén simpel woordje, en ik laat je los.’ Maar hij persisteerde bij zijn besluit: ‘Nooit!’ Kijk, dan laat je je als oom ook niet onbetuigd. Wilde hij stoer doen? Dan ik toch ook. Minutenlang hield ik hem in de houdgreep tot hij begon te huilen. Mijn vrouw, die het tafereel gadesloeg, vond het welletjes. ‘Stop nou maar, het is een kind,’ zei ze. ‘Ja’, antwoordde ik, maar wel een zeer eigenwijs kind. Een kind dat zijn verlies niet wil nemen.’ Als jonge toekomstige vader leek het mij een leermomentje. ‘Genade?’ vroeg ik nogmaals. ‘Nooit!’ schreeuwde hij verbeten en begon harder te huilen. Er groeide een ongemakkelijke situatie. Aan de ene kant kon ik hem niet zomaar loslaten. Anderzijds moest het voor ons drieën een leuk uitje worden. Hoe zou hij dit bij thuiskomst aan zijn moeder vertellen? ‘Goed!’, zei ik uiteindelijk, ‘je krijgt je zin. Als je maar weet dat je niet gewonnen hebt.’ Onmiddellijk nadat ik hem losliet, rende hij als een haas met kerst het bos in. ‘Zie je nou wat ervan komt,’ zei mijn vrouw. ‘Het draait altijd op huilen uit. En nou is-ie weg.’ ‘Laat hem maar even afkoelen,’ antwoordde ik. ‘Die komt zo wel terug.’ Maar neefje kwam niet terug. Zeker anderhalf uur lang hebben we met z’n tweeën in toenemende paniek de omgeving uitgekamd. Juist toen we zwaar ontdaan naar het huisje terugkeerden om alarm te  slaan, zagen we hem doodgemoedereerd met een boekje op de bank zitten. ‘Was mijn oompje een beetje ongerust?’ vroeg hij pesterig.
Jaren later heeft hij mij verteld dat hij ons al die tijd in de gaten had gehouden en zich ondertussen intens had verkneukeld. 
(c) Frans Lasès

Geen opmerkingen:

Een reactie posten