zondag 18 september 2016


Saudade

Om de paar jaar breng ik in de zomer enige tijd door in het Zuid Portugese dorp. Steevast breng ik dan enkele keren een bezoek aan António. Zijn caldo verde (aardappel/koolsoep) en frango com piri-piri (pittig gegrild haantje) zijn zoals ze horen te zijn, gewoon lekker en vooral simpel. Net als de sardientjes. Vol goede moed stap ik het mij zo vertrouwde restaurantje binnen. De eigenaar en ik begroeten elkaar hartelijk. Tot mijn verbazing zie ik dat hij een bordeauxrood schort draagt met in geborduurde letters Restaurante António. Wat is dit voor malligheid? Als er even later - in plaats van het vertrouwde tinnen kuipje sardientjespaté en bergkaasje - amuses op tafel komen, ruik ik onraad. De bestelde doordrinkwijn (een vinho verde à €15,- per fles) mag ik ineens voorproeven. António kijkt geduldig afwachtend toe. Langzaamaan begint het tot mij door te dringen, de uitbater is natuurlijk op culicursus geweest. In de menukaart zoek ik naar mijn favoriete gerechten. Tevergeefs. Dan maar de met gerookte ham omwikkelde tongrolletjes met verse basilicum. Die worden met wat groenteliflafjes gepresenteerd op een vierkant wit bord. Ter decoratie is er met paprikapoeder gestrooid en zijn er artistieke lijnen van balsamico siroop getrokken. Commercieel uitgedachte quasi culinaire fratsen sluipen de authentieke volkskeuken binnen. We kunnen er op wachten tot António – de tijdgeest aanvoelend – zijn handgedraaide terracotta servies uit de kelder terughaalt en zijn vertrouwde kookkunsten weer oppakt. De toerist zwaait immers de scepter. Koffie drink ik wel op het pleintje.
Onderweg erheen komt het geluid van stevige popmuziek mij al tegemoet. Niks fado. Het terras naast het witte kerkje is drukbezet door etende toeristen. Ik strijk er neer voor een stevige bica-met-bijlage. De drumcomputer en de dreunende bassen doen pijn aan mijn oren, maar ik neem het voor lief. Net als het valse gezang dat uit de boxen schalt. Zo te horen val ik met mijn neus in de karaoke boter. De toerist wil zijn eigen muziek en de horeca doet goede zaken. Dat laatste is terecht, dit is de periode waarin het meeste verdiend moet worden. Obers en serveersters lopen on-Portugees snel af en aan. Bij het licht van een olielamp probeert een bejaard stel geroosterde octopustentakels te slijten. Een invalide bewoner slaat zittend voor zijn huis het vakantieleven gade. Zijn jonge buurvrouw is haar zoontje behulpzaam bij het plassen in de goot. Dan zie ik even verderop een groepje rokende mannen voor een gebouwtje staan. Af en toe komt er iemand naar buiten, ook gaan er mensen naarbinnen. Het intrigeert mij. Nieuwsgierig geworden loop ik ernaartoe. Als ik dichterbij kom, wordt het mij duidelijk. Het is een rouwkapel. Door de openstaande deur kan ik de verlichte ruimte inkijken. Omgeven door een haag van bloemstukken staat een baar met daarop het lichaam van een vrij jonge man. Hij is nog niet gekist. Het gezelschap rond de baar bestaat voornamelijk uit vrouwen. Sommigen staan snikkend tegenover elkaar. Anderen bidden de rozenkrans of staren naar de overledene. Op het aangeplakte doodsbericht aan de buitenmuur is een portret in kleur afgebeeld. Het betreft de voorzitter van de voetbalclub. Veertig jaar is hij geworden. De mannen voor de ingang roken hun sigaretten zwijgend. Door de snoeiharde karaokemuziek zouden zij elkaar waarschijnlijk toch niet kunnen verstaan.
(c) Frans Lasès

Geen opmerkingen:

Een reactie posten