Hondje Herman
Het is halftien in de ochtend. Hij zou er om negen uur zijn.
Misschien gisteren laat gemaakt. Nog maar even wachten. Om tien uur besluit de
producer om manager Koos te bellen. Die laat ons weten hem zojuist aan de
telefoon te hebben gehad. Hij is onderweg. Mooi, dan zal hij zo wel komen. Maar
om elf uur heeft hij nog altijd zijn neus niet laten zien. De cameraman wil de
boel inpakken en vertrekken, hij vindt het ‘de waanzin ten top’. Met veel
moeite kan ik hem tegenhouden. Uren later, tegen halftwee, wordt er aan de
studiodeur gebeld. Door de intercom klinkt de stem van Herman Brood: ‘Klopt het
dat men hier in verwachting is van mij?’ En zo zit de rockster - zonnebril,
admiraalsuniform-met-pet, vijf horloges om zijn pols - na wat opstartprobleempjes
toch écht te tekenen. Naast hem een batterij kleurenviltstiften en een fles
crème de menthe. Hij illustreert mijn - door Jan Wolkers voorgelezen - dierenverhalen.
Ze zijn onderdeel van een Villa Achterwerk programma dat ik maak. Hermans verrichtingen
worden door een verticaal opgestelde camera vastgelegd. Bij elk nieuw vel
papier dat ik voor hem neerleg, neemt hij een paar flinke teugen uit de fles,
en vertel ik hem wat de bedoeling is. Nu graag Biggetje Bennie in de armen van
zijn mama. Herman maakt er een aandoenlijk plaatje van. En nu een boerderij met
een weiland in de voorgrond. Als hij na een paar minuten tekenen achterover gaat
zitten, vraag ik wat er is. ‘Klaar!’ roept hij. ‘Ja, een boerderij,’ zeg ik,
‘maar ik heb ook een weiland besteld,’ Hierop zet hij met een groene viltstift
één minuscuul streepje. Ik maak bezwaar. Waarop Herman zegt: ‘Het gras is net
gemaaid, ziet u.’ Op een ander vel papier tekent hij, naast het door mij
verlangde Poesje Paulien, een drietal cowboys te paard. Ik laat hem weten dat
daarover niets in de tekst staat. Meteen tekent hij er een tekstballon bij met
daarin: Let maar niet op ons. Enkele illustraties worden ongevraagd opgevrolijkt
met neerstortende vliegtuigen. Tussen de bedrijven door signeert hij de blote
buik van een plotseling in de studio opduikende vrouwelijke fan. Na een middag
tekenen is hij moe en wil hij even naar huis voor een versnapering. Maar we
zijn nog lang niet klaar. ‘Ik nodig jullie uit voor een etentje bij mij in
Dante. Daarna komen we hier terug en maak ik het af. Deal?’ Deal! We stappen in
een taxi en rijden gevieren – Herman, de producer, de cameraman en ikzelf –
naar het grand café/restaurant aan het Spui. ‘Neemt u vooral iets te drinken.
Ik keer dadelijk weder.’ En Herman verdwijnt in de lift naar zijn woonatelier. Als
hij na een uur nog niet is teruggekeerd, besluiten wij alvast de bestelling te
laten opnemen. Omdat we er bij zeggen haast te hebben, staan de gerechten sneller
dan verwacht op tafel. Wij klinken op de goede afloop. Herman zullen wij die
avond niet meer terugzien. Een stevig telefoongesprek met manager Koos is
geboden. Er volgt een harde toezegging van zijn kant: morgenochtend komt Herman
terug. Zeker weten? Honderd procent! De volgende ochtend negen uur. Geen
Herman. Weer bellen met Koos. ‘Herman is heel verdrietig. Het gaat niet goed
met zijn hond Iggy. Hij heeft een ampul van zijn baasje te pakken gekregen en
stuk gebeten. En nu ligt-ie te schuimbekken. Maar ik zal hem zo snel mogelijk
sturen. Herman bedoel ik.’ Rond het middaguur, we hebben de hoop al bijna opgegeven,
stapt Herman - deze keer in gezelschap van vriend/biograaf Bart Chabot - de
studio in. Ik vraag mij af of hij in staat is te werken. Maar als hij Gansje
Gonnie met een krulstaart tekent, weet ik dat hij er weer helemaal bij is.
(c) Frans Lasès
Ha, wat een leuk verhaal! Ik kan me de plaatjes nog goed herinneren!
BeantwoordenVerwijderen