zondag 1 juli 2018


Leve de opera!

De tribuneplaatsen in het Spreeuwenpark in Amsterdam Noord zijn tot het laatste meegebrachte kussentje bezet. Veel Vogelbuurters om mij heen hebben zelf voor wijn en snacks gezorgd. Vanavond gaan we getuige zijn van de opvoering van hún Volksopera. Medebewoners van de door armoede en tegenslag geplaagde volksbuurt bezingen hun honderdjarige geschiedenis. Ook de oorlogsjaren zullen nadrukkelijk voorbijkomen. Op deze kille zomeravond is het ´de zwarte Hazes´ die de harten alvast een beetje voorverwarmt. Het publiek zingt mee en haakt in. En dan is het halftien, aanvang opera. Van de ouverture tot en met het slotlied is er een gemoedelijke, bijna onwerkelijke sfeer van verbondenheid voelbaar. Deze muzikale amateurvoorstelling is opmerkelijk professioneel aangepakt. Productie, teksten, orkest, enscenering, aankleding, ze overtreffen mijn verwachtingen. Onvermoede zangtalenten komen naar boven, al kun je dat in een Vogelbuurt verwachten. Vanuit haar riante fauteuil praat vertelster Thea met authentieke Amsterdamse tongval de scènes aan elkaar. Hier en daar met eigen inbreng: ‘Oh nee, die zin had ik al gehad. Oh, niet? Gewoon doorgaan? Oké.’ Wanneer de schemer valt: ‘Ik kan het haast niet lezen hoor, ik zie geen pest hier. En ik zou ondertussen wel een wijntje lusten.’ Als de wind het coulissegordijn doet opwaaien, zie ik backstage een Duitse soldaat en een jonge vrouw-met-Jodenster een dansje maken. Verwarrend is het wel. Dennis, die als noodlijdende dierenwinkelier landelijke bekendheid kreeg door het programma Schuldig, kruipt vanavond voor de verandering in de huid van deurwaarder. Op de melodie van ‘O sole mio’ zingt hij: ‘Nou niet verbaasd doen – dat het zo gaat – uw vraag om uitstel – komt echt te laat. Uw huisraad gaan wij verkopen. Is dat gesnopen? U staat op straat!’ En als de drieëntachtigjarige hoofdrolspeelster een keer niet meteen ten tonele verschijnt, hoor ik de productieleider ingehouden roepen: ‘Gré, waar zit je? Je moet op!’ Even later scandeert het publiek: ‘Gréhé! Gréhé! Met enige vertraging komt zij dan – achter een rollator - tevoorschijn en zingt de sterren van de hemel boven de Vogelbuurt. Nog voor de laatste noot van het slotlied heeft geklonken, gaat het uitbundige publiek op de banken en klapt zich de handen stuk. Nu maar hopen dat de Volksopera een vervolg krijgt in een andere buurt. Probleemwijken genoeg.
Bij het verlaten van het inmiddels in duisternis gehulde terrein kijk ik plotseling in de ogen van een zakenpartner van enkele jaren terug. Zijn naam zag ik zojuist al voorbij komen tussen de credits. Hij was destijds als producent bij een van mijn televisieprogramma’s betrokken, in verband waarmee hij mij nog altijd een fors geldbedrag schuldig is. Ik heb hem er op allerlei manieren regelmatig aan herinnerd. Verschrikt draait hij zich om en verdwijnt als een dief in de nacht. De illusie dat hij ooit nog gaat betalen heb ik losgelaten. Het is een treffende illustratie bij het op waarheid berustende libretto: ‘Hoe het grootkapitaal iemand onbarmhartig in de misère kan storten’. Als ik even later op weg naar de pont langs zijn villa fiets, zingt een kleine variatie op het lied van Boudewijn de Groot door mijn hoofd: Meneer de producent, welterusten. Slaap maar lekker in je mooie witte huis. Of hij vannacht lekker zal slapen? Vast wel.
(c) Frans Lasès