zondag 25 december 2016


Kerststal

Het Amsterdamse Sint Elisabeth Gesticht - dat vanaf 1960 Huize Elisabeth heette - was gehuisvest aan de Mauritskade/hoek ’s Gravesandestraat. Er woonden invalide en ongeneeslijk zieke vrouwen, veelal oud-wezen. Ze werden verzorgd door de Zusters van Liefde uit Tilburg, die ook in het Maagdenhuis werkten. Onderdeel van het gebouw was een huiskapel, zeg maar gerust een niet al te grote kerk. Ik was er begin jaren zestig een van de misdienaartjes die bij toerbeurt de huisrector assisteerden bij zijn liturgische bezigheden. Een paar keer per week meldde ik mij ‘s ochtends tegen zevenen – nuchter, half slaperig en lijkbleek  – bij zuster Lucia, de kosteres. Dan kleedde ik mij in toog en superplie en deed wat van mij werd verwacht. Na de mis stond er voor de misdienaar-van-dienst steevast een liefdevol gedekte ontbijttafel klaar: krentenbol, sneetjes wittebrood, diverse vleeswaren, een gekookt ei en een goed gemutst potje thee. Zo uitgebreid ging dat niet bij ons thuis, en al helemaal niet door de week. Maar dit terzijde. Na het ontbijt haastte ik mij dan op de fiets naar school. Op zondagen vóór de hoogmis mocht ik wel eens de kapelklok ‘doen’. Groot was de sensatie als ik door aan het touw te trekken de klok in het torentje liet beieren. Oneindig trots was ik dan. Immers, dat het weldra tijd was om op de knieën te gaan, wist iedereen dankzij mij. Aansluitend bracht ik de niet-bedlegerige bewoners in hun rolstoelen  naar de kapel. Die van de 3e klasse vanaf hun gratis slaapzaal, die van de 2e en 1e klasse haalde ik op van hun dure pensionkamers. Na de plechtigheden reed ik ze weer veilig terug, wat mij in het ene geval snoep en in het andere geval niet zelden extra zakgeld opleverde. Als alle inwonenden aan hun zondagse kerkverplichtingen hadden voldaan, was het de beurt aan de Italiaanse - toen nog - gastarbeiders. Onder aanvoering van Don Fabio baden zij in het Italiaans tot de veeltalige God. Don Fabio wilde dat ik ook zíjn dienaar werd, iets wat ik als eervol beschouwde. Ik voelde mij gezegend en leerde mijn eerste Italiaanse woordjes. Maar mijn allergrootste wens was het helpen inrichten van de kerststal, sinds mensenheugenis een taak die exclusief was voorbehouden aan zuster Lucia. Na veel bidden en smeken van mijn kant stemde zij er uiteindelijk mee in het voor één keer samen met mij te doen. De dag voorafgaand aan Kerstmis zou het gaan gebeuren. Al nachten ervoor droomde ik van het opbouwen van de stal en het tot indrukwekkende rotspartijen verfrommelen van rotspapier. In gedachten was ik druk doende met het steeds weer opnieuw uitpakken en opstellen van de beeldengroep. Stijf van de adrenaline stapte ik die bewuste kerstzaterdag op het afgesproken tijdstip de kapel binnen. Maar nog voor de deur achter mij dichtviel, zag ik het. Even bleef ik als aan de grond genageld staan. Ik kon mijn ogen niet geloven. Daar, voor in de kapel, aan de linkerkant, stond de levensgrote kerststal, al volledig opgebouwd en ingericht. Een rotswand onttrok het Maria-altaar aan het zicht. Aarzelend en vechtend tegen mijn tranen liep ik er naartoe. Tot het kindje kon ik mij niet wenden, dat lag volgens goed gebruik nog niet in de kribbe, dus vloekte ik hartgrondig in mijzelf. Huilend van teleurstelling en vol verontwaardiging over zoveel onrecht rende ik naar buiten, om mij vervolgens nooit meer bij zuster Lucia, een Zuster van Liefde, te melden. Een misdienaartje ging met vervroegd emeritaat.
Twee decennia later, in 1982, veranderde Huize Elisabeth in ‘Sleep-in’ en heet tegenwoordig ‘Hotel Arena’. De kapel doet dienst als discotheek. God straft niet altijd onmiddellijk.
(c) Frans Lasès

zondag 11 december 2016


Ontgoocheling

In het huwelijk treden doe je over het algemeen slechts een paar keer in je leven. Dus als je het doet, maak je er iets van. Ter voorbereiding op de heuglijke dag hebben wij op het stadhuis een bespreking met de trouwambtenaar. We nemen de plechtigheid door en hebben wat vragen. Een ervan is of de officiële huwelijkstekst per se door de ambtenaar dient te worden uitgesproken. Dit blijkt niet het geval, ieder ander zou het in principe kunnen doen. Ik zie mogelijkheden. De man is zo vriendelijk mij de uitgeschreven zinnen mee te geven. Aan Wim T. Schippers doe ik het verzoek om van tevoren de tekst bij mij thuis te komen opnemen, met de stem van Ernie graag (Ghie! Ghie! Ghie!) - de trouwzaal is door Wim ingericht, vandaar. Hij doet het met plezier.
De ochtend van de huwelijksdag verloopt niet geheel vlekkeloos. Tot droefenis van mijn zoon wordt het door hem bestelde feestontbijt een uur te laat en zonder excuus bezorgd. Wanneer ik even later van de banketbakker terugrijd naar huis kom ik vast te zitten in het verkeer. Iets in mij zegt dat het vervoeren van een bruidstaart geen dringende reden is om over de trambaan te gaan rijden. Ik vloek mijzelf tot kalmte. Als ik eindelijk thuis arriveer, vind ik mijn aanstaande bruid in tranen. Nu al? denk ik. Maar dan zie ik in haar ene hand een hakloze schoen en in de andere een schoenloze hak. De kostbare aanschaf is niet loopbestendig gebleken. Met moeite en een hamer weet ik het probleem provisorisch op te lossen. Voorzichtigheid is nu geboden, dat gesprekje met Jan Jansen komt nog wel. Ik zet een verse bos rode tulpen in een vaas en overhandig die als bruidsboeket aan mijn lief. Het staat haar beeldig.
Bij onze verlate aankomst in de trouwzaal ontdekken we dat de genodigden er al hebben plaatsgenomen. Nadat de Ambtenaar der Burgerlijke Stand  zijn welkomstpraatje heeft gehouden, start hij op mijn verzoek de Wim T. tape. Weldra klinkt de stem van Ernie door de zaal. De aanwezigen kijken elkaar fronsend aan. Dan is het moment aangebroken waarop het bruidspaar naar voren wordt geroepen. De ambtenaar informeert naar de ringen. Ik laat hem weten dat ik eigenlijk nog een cake had willen bakken, maar dat daarvoor de tijd ontbrak. Of hij het goed vindt dat ik het ter plekke doe. Heeft-ie geen bezwaar tegen. En of hij mij daarbij wil assisteren. Het is hem een eer en genoegen. Hierop haal ik een meegebracht groengeruit keukenschortje tevoorschijn dat ik hem omdoe. Ook heb ik een koperen pan-met-deksel bij me zoals goochelaars wel gebruiken. Alleen de benodigde ingrediënten ontbreken. Een prop papier dient ter vervanging. Ik verzoek mijn keukenhulp het papier aan te steken en de vlammende pan af te sluiten. Hij doet wat hem wordt gevraagd. Nu komt het moment suprême. Zo dadelijk, na het wegnemen van het deksel, zal ik zeggen dat de cake helaas is mislukt, en dat in plaats daarvan de trouwringen tevoorschijn zijn gegoocheld. Zo heb ik het immers voorbereid. Aan de bruid de eer de pan te openen. Maar als zij het deksel optilt, staren we naar een lege bodem. Ik zak door de grond. Waar zijn die ringen verdomme? Hoe kan het dat mijn zorgvuldig uitgedachte truc volledig de mist in gaat? Na mij een poosje in opperste verwarring te hebben gelaten, haalt de ambtenaar doodleuk de ringen uit zijn zak. Hij was van mijn plannetje op de hoogte en had ze vooraf stiekem uit de geheime dubbele bodem gehaald.
Je reinste huwelijksbedrog, dat is het!
(c) Frans Lasès