zondag 21 oktober 2018


Weg ermee
                                                                                                                                              
Het is over de helft van oktober en het weer gaat helemaal uit zijn dak. Wie tijdens de zomermaanden niet in de gelegenheid was in de zon te zitten doet dit als het enigszins kan vandaag op de elastieken valreep. Volop gelegenheid dacht ik zo. De planten op ons terras die wij aan het begin van de maand snoeiden, beginnen weer uit te lopen. Het zal hierdoor komen dat ik zojuist aan een grote voorjaarsopruiming in mijn studio-aan-huis ben begonnen. Kan geen kwaad, want die ruimte wordt wel eens verward met een uit zijn voegen barstende kringloopwinkel. Niet ondenkbaar dat in geval van nood een gealarmeerde dokter of ambulancemedewerker zich er geen weg doorheen kan banen - zou vervelend zijn. Aan de slag dus! Maar iedereen die wel eens echt opruimt weet dat je daar flink wat tijd voor moet uittrekken. Je ordent, kiest, maakt stapels. Boeken die je nooit meer leest, weg ermee! Die ooit van pas kunnen komen, nog maar even bewaren. En die waar prettige herinneringen aan kleven, goed opbergen. Hetzelfde geldt voor videobanden, grammofoonplaten en cassettebandjes. Stuit je op fotoboeken dan wordt het natuurlijk een ander verhaal. Die vreten tijd. Voor je het weet zit je verteerd door nostalgie een halfuur te bladeren. Als ik een schoenendoos open die al jaren in de weg staat, vind ik een flink pak oude felicitatiekaarten en nieuwjaarswensen. Heel even die twijfel. Maar dan: kom op zeg! Gaan we sentimenteel worden? Hup! in de vuilniszak. Mijn dochter komt binnen. Ze wil weten waar ik mee bezig ben. ‘Je vader heeft het voorjaar in zijn hoofd,’ zeg ik. Ze kijkt in de zak en begint er zoekend in te graaien. ‘Doe je die kaarten allemaal weg?’ vraagt ze. ‘Ja tuurlijk, wat moet ik ermee. En laat ze d’r nou maar lekker in zitten, ik ben tenslotte niet voor niks aan het opruimen.’ Maar daar trekt zij zich weinig van aan. Een voor een vist ze de kaarten uit de vuilniszak en leest ze hardop voor. ‘Proost! Op je gezondheid. Deze is grappig. Van wie is die? Van de achternichtjes. Of deze: Hartelijk gefeliciteerd. Hoera. Van Oma. Hier: Voorspoedig 2008. Die is van W. Heb je daar nog contact mee?’ Ik raak lichtelijk geïrriteerd. ‘Terra, alsjeblieft, hou daarmee op. Wat moet ik na al die jaren nog met die kaarten?’ Dan pakt ze er een gele envelop uit. Voor je zestigste. Van harte! staat erop. Hij bevat een dubbelgevouwen kaart met een afbeelding van Superman. ‘Van wie heb ik die?’ wil ik toch wel weten. Als ze de kaart openslaat, denk ik dat mijn ogen mij zwaar in de maling nemen. Van verbazing rollen ze bijna uit hun kassen, zoals dat heet. ‘Huh?!’ Ik kijk nog eens goed. Maar er zit toch echt een ongevouwen briefje van vijftig euro in. Ik ben in vrolijke shock. Dan lees ik: Voor bij je nieuwe fiets. Veel plezier ermee! Liefs van G. Euforie en schaamte wisselen elkaar af. Hoe heeft dat er al die jaren tussen kunnen zitten? ‘Vraag niet hoe het kan, profiteer ervan,’ zegt mijn dochter. En meteen erna: ‘Hoeveel krijg ik als vindersloon?’ Veel te snel zeg ik: ‘We delen de buit.’ Sorry G.
(c) Frans Lasès

zondag 7 oktober 2018


Rijksmuseum                                                                                                                                           
Wanneer ik vanaf het Museumplein richting Rijksmuseum loop, werp ik een blik op het geveldoek boven de doorgang. De haken die ik destijds ten behoeve ervan in de muur heb laten slaan, doen tot mijn genoegen nog altijd dienst. In gedachten ben ik meteen terug in 1990. Mij wordt gevraagd of ik de grote vijfjaarlijkse tentoonstelling wil vormgeven die in het Rijks wordt gehouden. Die zal deze keer gewijd zijn aan de Venetiaanse vedute. Drieënvijftig stadsgezichten van onder anderen Canaletto, Bellotto en Guardi zullen voor de gelegenheid naar Amsterdam komen. Zonder enige ervaring met het vormgeven van tentoonstellingen ben ik voor een oriënterend gesprek ten burele van de curator en de directeur presentatie van het Rijksmuseum. Om mij een indruk te geven van de omvang van de expositie word ik in de betreffende vleugel rondgeleid. Het gaat om vijf zalen, veel groter en vooral hoger dan in mijn herinnering. De schrik slaat mij om het hart. Hoe ga ik dit aanpakken? Wat mij nog het meest tegenstaat zijn de deprimerende met grauw jute bespannen wanden. Hier valt voor mij weinig eer te behalen. Na de rondleiding wil men weten of ik de opdracht aanneem. Ik denk: Nee, vooral niet aan beginnen! Maar tot mijn schrik zeg ik: ‘Ja, het lijkt mij een mooie uitdaging. Ik wil dan wel de wanden per zaal een andere kleur geven,’ bluf ik. Dat gaan ze nooit goed vinden, is mijn stellige overtuiging, want te revolutionair. ‘Ho, wacht even!’ is dan ook de reactie. ‘Alle wanden in het museum zien er sinds mensenheugenis uit zoals zij er uit zien.’ ‘Hoog tijd dus voor een opfrisbeurt,’ werp ik tegen. ‘Ik kan zorgen dat het één groot feest wordt en dat de kunstwerken beter tot hun recht komen.’ Na stevig aandringen van mijn kant, gaat het licht langzaam op oranje: ‘Kom maar met een voorstel dan.’
In het Venetië van de achttiende eeuw werden stadsgezichten soms aan de buitenmuren van palazzi opgehangen. Dit gegeven gebruik ik als uitgangspunt voor mijn ontwerp: door de binnenwanden als buitengevels te beschouwen, kunnen bezoekers door een abstract Venetië wandelen. Ik stel een kleurenpalet samen met voor elke zaal een andere mediterrane kleur. Denk daarbij aan terra, geeloker, olijfgroen. De boeiboorden worden hemelsblauw. Met het plaatsen van zwart-wit betegelde praktikabels, meerpalen en rode vlaggenmasten wordt de suggestie van pleinen en terrassen gewekt. Langs de wanden komen verhoogde trottoirstroken die als bijschriftdrager en tevens als bezoekersbarrière dienen. Tot mijn grote vreugde kan ik de opdrachtgevers met het ontwerp overtuigen. Tijdens de perspresentatie spreken zij van ‘het vierenvijftigste kunstwerk’. Om publiek naar het museum te trekken, stel ik voor een groot rood doek tegen de buitengevel aan te brengen met in gele letters Schilders van Venetië. ‘Ho, wacht even! Je kunt niet zomaar bevestigingshaken in een rijksmonument slaan. Dat gaat de Rijksbouwmeester nooit accepteren.’ Die blijkt het echter juist een goed idee te vinden en ziet onmiddellijk mogelijkheden voor hergebruik. Met dank aan de Venetiaanse schilders worden potentiële bezoekers van het Rijksmuseum al 28 jaar lang geattendeerd op lopende tentoonstellingen.
(c) Frans Lasès