zondag 9 januari 2022

 

Het hoge woord

Mijn tante Truus - voor niet-familieleden zuster Innocence - viert het jubileum van haar vijftigjarig nonnenbestaan. Het feest wordt op grootse wijze georganiseerd in een klooster te Berkel Rodenrijs. Mijn ouders behoren tot de genodigden en mogen één kind (van de tien) meenemen. De keuze is op mij gevallen. Hoezo? Waarom hij? Tijdens het feestdiner zal er tussen het voor- en hoofdgerecht gelegenheid zijn voor een luchtig intermezzo. Hiertoe heeft mijn moeder allerhande memorabele gebeurtenissen uit het leven van de jubilaris verzameld. De al dan niet komische wapenfeiten zijn door haar tot een levensschets-op-rijm aan elkaar geregen. Zij zal het epos zelf voordragen. Omdat ik, dertien jaar oud, als het tekentalent van de familie word beschouwd - ja, sorry -, heeft zij ook voor mij een bijdrage bedacht: het live illustreren ervan. Mijn privilege heeft dus een praktische reden. Wanneer de soepborden leeg zijn, plak ik een snor onder mijn neus, zet een artistieke bril op en gooi mijn haar door de war - je bent kunstenaar of niet. Ik stel mij op naast een schildersezel waaraan ik grote vellen papier heb bevestigd. Zodra mijn moeder haar voordracht begint, stort ik mij op de simultaanvertaling ervan naar beeld. In een zelden vertoond hoog tempo vat ik het eerste en alle erop volgende coupletten samen in een situatieschets. Het ene na het andere huzarenstukje tover ik op het papier. Consequent begin ik linksboven, laat in razendsnelle geroutineerde bewegingen de tekening verschijnen, en eindig rechtsonder. Na ieder couplet begin ik met een nieuw maagdelijk vel. Tijdens het creatieve proces hoor ik Hahaha! en Ooo! en Aaa! Bij afronding van menige illustratie klinkt zelfs applaus. Vooral de snelheid waarmee ik werk, lijkt tot verbazing en enthousiasme te leiden. Wát een talent! Een toekomst als kunstenaar is niets minder dan een vanzelfsprekendheid.                                                                   Nu zo’n beetje alle feestgangers ondertussen wel dood zullen zijn, wordt het tijd voor een bekentenis: ik heb de boel besodemieterd, de kluit belazerd. Er was helemaal niets spontaans aan mijn werkwijze. Thuis had ik de situaties in alle rust voorgeschetst en vervolgens in dunne potloodlijntjes op de vellen papier getekend. Voor de aanwezigen-op-afstand volledig onzichtbaar, voor mij precies duidelijk genoeg. Ik hoefde alleen maar met een zwarte viltstift de gebaande potloodwegen te volgen. Alsof ik, bang te zullen falen tijdens de act, mezelf souffleerde. Die improvisatieangst heb ik helaas nooit overwonnen. Maar het live tekenen blijft mij fascineren. Vanonder een bewegende hand een voorstelling te zien verschijnen vind ik een magisch kijkspel. Voor mijn televisieprogramma’s lieten zowel Herman Brood, als Kamagurka, als Gummbah het zomaar gebeuren. Zij illustreerden mijn -  door Jan Wolkers voorgelezen - dierenverhalen. Onbevreesd, live en zonder hulplijntjes.

(c) Frans Lasès