maandag 14 september 2020

 

Kan ik nog wel?

Altijd goed om je na zoveel jaar weer eens bij de huisdokter te melden voor een algehele gezondheidstest. Ook al heb je het zelf niet in de gaten, je kunt van alles onder de leden hebben. Zo’n controle vind ik geruststellend. Voorkomen is beter dan genezen, of niet soms. En dan vraag ik me ineens af: hoe loop ik er eigenlijk aan de buitenkant bij? Hoe is het met de gesteldheid van mijn outfit? Donkere etalageruiten geven niet het antwoord dat ik hoop te krijgen. Hoog tijd om een bezoekje te brengen aan Lidewij Kantelkoort voor een check-up en eventueel wat raadgeving. Al meteen bij binnenkomst zie ik haar gezicht betekenisvol betrekken. ‘Blijf maar even staan zo.’ Aandachtig neemt ze mij van top tot teen op. ‘Tja, ik zie het al. Waarom ben je nu pas naar mij toegekomen?’ Ze zucht hoorbaar. ‘Op die gepoetste leren schoenen van je. Want die zijn natuurlijk hopeloos. Het is wel 2020.’ Ik kijk haar vragend aan. ‘Hagelwitte sneakers moet je dragen, dagelijks, net als iedereen. Wit - het nieuwe zwart - is de meest gedragen kleur van dit moment. Het oogt fris en is mega fashionable. Met witte sneakers zit je altijd goed, zowel onder een dikke winterjas als onder een korte broek. Je hoeft je nooit af te vragen of ze wel bij de rest van je outfit passen. Heb je een begrafenis, een huwelijk of moet je een tv-programma presenteren, je zit er altijd goed mee. Ze zijn hot, wat zeg ik, musthaves. En je blote voeten erin uiteraard. Ben je bang voor zweetvoeten, draag dan onzichtbare sneakersokjes. Ik wil je enkels zien.’ Haar ogen glijden omhoog. Meewarig bestudeert ze mijn zwarte pantalon. ‘Kom jij nooit onder de mensen? Heb je niet gezien dat iedereen om je heen jeans draagt? Blauwe jeans.’ Nog voor ik mij kan verontschuldigen zegt zij: ‘Wil je opvallen of zo? Vanaf nu ga je jeans dragen, vale verwassen jeans. Bij de knieën flink gescheurd en gerafeld voor die versleten look. Über cool. En mocht je dat te veel moeite kosten, ze zijn ook als zodanig nieuw te koop in de betere modezaak.’ Bedremmeld pluk ik wat aan mijn overhemd. ‘Ja, ook zoiets,’ gaat zij door, ‘dat hemd in die broek. Misschien droeg je vader of je opa dat zo, maar dat kan echt niet meer. Haal hem er eens uit voor me! Ja, je hemd. Goed zo! En nu niet los laten hangen, je wilt toch geen ouwe zak lijken. Voortaan doe je alleen de linkerhelft in je broek, de andere helft eruit. Draag je een T-shirt, dan geldt: het voorste deel ervan verdwijnt achter de broekband, de achterkant laat je er losjes overheen hangen. Dat is casual, dat is nonchalant. Net of je in grote haast de deur bent uitgevlogen terwijl je nog maar half aangekleed bent. Druk, druk, druk, weet je wel. Maar doe het zorgvuldig hè, dus alleen een beetje aan de voorkant wegstoppen. Dat geeft je persoonlijkheid een vleugje dynamiek mee.’ Ik zeg dat ik mijn best ga doen, en dat het wel even tijd zal kosten. Maar Lidewij heeft er vertrouwen in. ‘Waar een wil is, is een weg. Mooi, dan zie ik je over twee weken terug voor de eerste resultaten.’ Als ik mij omdraai om te vertrekken, zegt ze met een blik van verstandhouding: ‘Je mag de achterdeur nemen.’

(c) Frans Lasès