Rijksmuseum
Wanneer ik vanaf het Museumplein richting Rijksmuseum loop, werp
ik een blik op het geveldoek boven de doorgang. De haken die ik destijds ten
behoeve ervan in de muur heb laten slaan, doen tot mijn genoegen nog altijd dienst.
In gedachten ben ik meteen terug in 1990. Mij wordt gevraagd of ik de grote vijfjaarlijkse
tentoonstelling wil vormgeven die in het Rijks wordt gehouden. Die zal deze
keer gewijd zijn aan de Venetiaanse vedute.
Drieënvijftig stadsgezichten van onder anderen Canaletto, Bellotto en
Guardi zullen voor de gelegenheid naar Amsterdam komen. Zonder enige ervaring
met het vormgeven van tentoonstellingen ben ik voor een oriënterend gesprek ten
burele van de curator en de directeur presentatie van het Rijksmuseum. Om mij
een indruk te geven van de omvang van de expositie word ik in de betreffende vleugel
rondgeleid. Het gaat om vijf zalen, veel groter en vooral hoger dan in mijn
herinnering. De schrik slaat mij om het hart. Hoe ga ik dit aanpakken? Wat mij
nog het meest tegenstaat zijn de deprimerende met grauw jute bespannen
wanden. Hier valt voor mij weinig eer te behalen. Na de rondleiding wil men
weten of ik de opdracht aanneem. Ik denk: Nee, vooral niet aan beginnen! Maar
tot mijn schrik zeg ik: ‘Ja, het lijkt mij een mooie uitdaging. Ik wil dan wel de
wanden per zaal een andere kleur geven,’ bluf ik. Dat gaan ze nooit goed
vinden, is mijn stellige overtuiging, want te revolutionair. ‘Ho, wacht even!’
is dan ook de reactie. ‘Alle wanden in het museum zien er sinds mensenheugenis uit
zoals zij er uit zien.’ ‘Hoog tijd dus voor een opfrisbeurt,’ werp ik tegen. ‘Ik
kan zorgen dat het één groot feest wordt en dat de kunstwerken beter tot hun
recht komen.’ Na stevig aandringen van mijn kant, gaat het licht langzaam op
oranje: ‘Kom maar met een voorstel dan.’
In het Venetië van de achttiende
eeuw werden stadsgezichten soms aan de buitenmuren van palazzi opgehangen. Dit gegeven
gebruik ik als uitgangspunt voor mijn ontwerp: door de binnenwanden als buitengevels
te beschouwen, kunnen bezoekers door een abstract Venetië wandelen. Ik stel een
kleurenpalet samen met voor elke zaal een andere mediterrane kleur. Denk daarbij
aan terra, geeloker, olijfgroen. De boeiboorden worden hemelsblauw. Met het plaatsen
van zwart-wit betegelde praktikabels, meerpalen en rode vlaggenmasten wordt de
suggestie van pleinen en terrassen gewekt. Langs de wanden komen verhoogde trottoirstroken
die als bijschriftdrager en tevens als bezoekersbarrière dienen. Tot mijn grote
vreugde kan ik de opdrachtgevers met het ontwerp overtuigen. Tijdens de
perspresentatie spreken zij van ‘het vierenvijftigste kunstwerk’. Om publiek
naar het museum te trekken, stel ik voor een groot rood doek tegen de buitengevel
aan te brengen met in gele letters Schilders
van Venetië. ‘Ho, wacht even! Je kunt niet zomaar bevestigingshaken in een rijksmonument
slaan. Dat gaat de Rijksbouwmeester nooit accepteren.’ Die blijkt het echter juist
een goed idee te vinden en ziet onmiddellijk mogelijkheden voor hergebruik. Met
dank aan de Venetiaanse schilders worden potentiële bezoekers van het
Rijksmuseum al 28 jaar lang geattendeerd op lopende tentoonstellingen.
(c) Frans Lasès
Geen opmerkingen:
Een reactie posten