zondag 7 augustus 2022

 

Buurvriend  

Ik stap mijn achterdeur uit en kijk schuin omhoog. Normaal gesproken zouden nu aan zijn balkonnetje bloembakken met verse geraniums hebben gehangen. Van die dieprode, die zo intens naar geranium ruiken. En als hij dan zijn buitenverblijf - aan ons hofje twee hoog - zomerklaar had, zou hij geroepen hebben: Het terras is vanaf heden geopend hoor! Maar hij woont hier niet meer. Hij is zelfs al enige tijd niet meer onder ons. Mijn buurvriend, van dorpsjongen tot stadsjongen. Het Brabantse accent nam hij mee, om het nooit meer te verliezen. Hilarisch was zijn interpretatie van het plat Amsterdams, doorspekt met uitheemse residuen. Eenmaal genesteld aan de Kadijken – zijn dorp in de stad – herbeleefde hij zijn jeugd. Hij kon intens genieten van de buiten spelende kinderen, de bewoners als personages uit een soap, de historische panden, de weelderige bomenrijen. De Laagte kadijk betekende voor hem oneindig veel meer dan een willekeurige Amsterdamse straat. Voor hem was het ‘de eeuwige straat’. De buurt was zijn thuis. Zo letterlijk, dat hij – terugkerend van zijn werk bij de universiteitsbibliotheek – bij het naderen van de Nijlpaardbrug bij Artis geneigd was zijn schoenen alvast uit te trekken. Als we op stap gingen kwam hij gesoigneerd en onberispelijk gekleed in tenue de ville aan de deur – stropdasje, sjaaltje, hoedje – om dan steevast te vragen: Denk je dat ik zo met je mee mag? Dan was hij het communicantje en de acterende dandy in één persoon. Ach, mijn verstrooide intellectueel! Enige zelfspot was hem niet vreemd. Graag wilde hij voor de dorpsgek doorgaan. Een rol die hij – het moet gezegd – af en toe overtuigend neerzette. Tijdens het boodschappen doen ging hij eens voor een bosje bloemen naar een bloemenstal. Toen hij na het afrekenen meende weg te lopen met zijn boodschappentas, bleek het een plastic emmer met nog onverkochte bloemen te zijn. Compleet met het prijsbordje op een stokje. En toen hij op een dag, wachtend bij de tramhalte van lijn 14, zich bekeken voelde, ontdekte hij tot zijn schrik dat hij zijn geruite keukenschort nog voor had. Terwijl hij naar eigen zeggen voor het gewone huishouden geen talent had. Daar had hij niet voor doorgeleerd. Hij was een geboren filosoof. De vele, avond durende gesprekken die wij voerden, gingen door tot de vogels het welletjes vonden en ons naar bed floten. Die conversaties gingen over kunst, literatuur, psychologie, architectuur. Ze konden overal over gaan, áls ze maar ergens over gingen. Over elk onderwerp had hij een uitgesproken mening. Altijd dacht hij sneller dan het licht en formuleerde hij messcherp. Als kolkende rivieren stroomden zijn volzinnen over tafel. De verbale ballerina was niet op prietpraat te betrappen. Zelfs de meest prozaïsche onderwerpen werden nimmer oppervlakkig benaderd. Hij was er, of hij was er niet. Maar hij was er nooit half. Na zijn bezoeken nam ik altijd meteen de schade op. Hoeveel wijnglazen had hij deze keer in zijn enthousiasme van tafel geveegd? Met weemoed en hartenpijn constateer ik dat mijn glasservice nu al jaren meedogenloos heel blijft.

(c) Frans Lasès

1 opmerking:

  1. Die buurman had ik ook wel gekend willen hebben. Wat een mooie hommage.

    BeantwoordenVerwijderen